Het rijden
Het is een vreemde gewaarwording als je je realiseert dat deze zeer potente motor op de eerste meters van de acceleratie eigenlijk niet thuis geeft. Pas rond de 2000 tpm begint de diesel aan de wagen te sjorren. In dat opzicht is het vergelijkbaar met de rij-karakteristiek van de gelijk gemotoriseerde Avensis die ik in augustus 2005 reed. Net als in de Toyota levert deze krachtbron 177 pk bij 3600 tpm en 400 Nm bij 2000 tpm. Met het verschil dat bij de IS220d de eerste versnelling voor het gevoel langer is, waardoor er niet zo snel geschakeld hoeft te worden, de IS is hierdoor ook minder nerveus dan zijn Toyota broer. Voordeel van het feit dat de eerste meters minder snel gaan, is dat je daardoor zonder problemen en vooral zonder zenuwachtig rijgedrag ook rustig kan rijden. In druk stadsverkeer kun je de pook in principe in de tweede versnelling laten staan, omdat de motor elastisch genoeg is om toch de toeren op te pakken. Op de snelweg reed ik zelfs lange tijd met 100 km/uur in de vierde versnelling, maar omdat de toeren en het geluidsniveau laag bleven had ik dat dus niet door. Hierdoor bekroop mij ook het idee dat de Lexus eigenlijk geen zesde versnelling nodig heeft. Deze versnelling gebruiken bij 100 km/uur levert een dermate laag toerental op dat de motor begint te protesteren. Rij je in die zesde versnelling en wil je inhalen dan blijkt al snel dat je beter een tandje terug kunt schakelen. De vijfde versnelling is voor inhalen een betere optie, en wil je echt een schop in je rug dan is het advies om de vierde tand in het rijtje te gebruiken. Maar er is nog een belangrijk verschil, de IS220d doet de sprint van 0 naar 100 in 8,9 seconden en dat is 0,3 seconde langzamer dan de Avensis. Dit wordt veroorzaakt door het hogere gewicht van de Lexus, want deze sedan is maar liefst 115 kg zwaarder dan de Avensis Wagon uit die andere test. Toch voelt de luxe Japanner zich beter thuis in snelle bochten, en dat komt dan weer doordat hij achterwiel aangedreven is. Op de minirotonde bleef de neus van de wagen netjes aan de binnenzijde van de bocht en de achterzijde werd in toom gehouden door de meegeleverde elektronica. Als fotolocatie heb ik dit maal gekozen voor de Amsterdam Arena. Door een openstaande slagboom kon ik op de plek komen waar ik uiteindelijk de foto’s heb gemaakt. Omdat dit in werkelijkheid een voetpad betreft heb ik dat rustig aan gedaan. Dat was eigenlijk niet nodig, want er liep niemand.