Volvo’s icoon
Als Volvo met een bepaalde carrosserievariant in één adem genoemd kan worden, dan is het uiteraard de stationcar. Reeds meer dan een halve eeuw is Volvo gespecialiseerd in de pragmatische auto en het Zweedse merk kent dan ook een luisterrijke traditie op dit gebied. Het begon met de Duett en is via de 145 en de 740 geëvolueerd in de hier geteste V70. Waar Volvo tot in de jaren negentig vooral vierkante en doeltreffend gestileerde tanks maakte, werd in 1993 met de legendarische 850 Estate een einde gemaakt aan deze traditie. De “Lifestyle-Stationcar” werd wellicht geboren.
Vanaf toen werden stationcars minder kubusvormig en ging vorm voor functie. Bij Volvo bleef de functionaliteit echter altijd een prominente plaats innemen en de grote stationcars bleven toch wel pakezels, ondanks dat Volvo zijn Estates steeds sneller maakte met geblazen vijfcilinders en het merk een meer dynamisch imago kreeg. Het lijdend voorwerp van deze rijtest is wat dat betreft stamhouder, want het betreft een zeer snelle Estate. De snelste nieuwe V70 bovendien en voor het eerst niet met een vijfcilinder, maar met een geblazen zescilinder met 285 pk en 400Nm koppel. Een waardige auto in de lijn der snelle Volvo’s Estate?